Weesperzijdebuurt Toen

Tekst door Annemarie de Wildt

Op een kwade nacht in 1651 was het volle maan en springvloed tegelijkertijd. De Zeeburgerdijk, die Amsterdam beschermde tegen het water uit de Zuiderzee, brak op twee plaatsen en de Oetewalerpolder liep onder. Het zeewater stroomde over het land en boerengezinnen uit de ondergelopen polder vluchtten naar het hooggelegen pad langs de Amstel. Aan de ene kant stroomde de Amstel en aan de andere kant kolkte het zoute water uit de Zuiderzee. Ze maakten zich zorgen om hun vee, dat verdronk toen de polder onderstroomde. En door al dat zout konden ze de oogst dat jaar wel vergeten.

Over de Amstel en door het Ys

Eeuwenlang markeerden de Weesperzijde de grens tussen de stad en het platteland. Het was een overgangsgebied met veel bedrijvigheid, waar met nieuwe technieken werd geëxperimenteerd. Een verbindingsstuk tussen de stad en de ommelanden, waar nieuwe vervoersmiddelen hun weg vonden. Ook de plek waar Amsterdammers ontspanning zochten aan het water.

In de 17deeeuw was het Santpad langs de Amstel de belangrijkste verbinding tussen Amsterdam en Weesp voordat het werd verbreed en Weesperzijde ging heten. Als de Amstel dichtvroor liep er een lange rij paarden over het pad, die de ijsbreker trokken. Dat was de boot aangeschaft door de Amsterdamse bierbrouwerijen zodat hun schuiten toch water van de Vecht konden halen om bier te brouwen. De ijsbreker vertrok vanaf de herberg D’Ysbreeker.

In mei zag je over de Amstel schuiten vol huisraad. Dan verhuisden de Amsterdamse rijken naar hun buitenhuizen aan de Amstel en Vecht, inclusief meubels en kleding; dienstbodes en knechten. In de zomermaanden forensden de rijke heren in hun koetsen over de Weesperzijde naar de stad om te kijken of hun zaken goed gingen. Ongeveer ter hoogte van het huidige Amstelhotel reden de koetsen door de Weesperpoort de stad in.

Telkens kwamen er nieuwetechnologieën die het landschap veranderde. Ook op onze Weesperzijde. Eeuwenlang was de trekschuit het vervoermiddel in het waterrijke Holland. Op een schilderij in het Amsterdam Museum zijn de transportmiddelen uit twee tijden te zien. Eduard Hilverdink schilderde in 1885 uitspanning Lokhorst, die vlakbij Herberg De Ysbreker stond. We zien zowel de trekschuit als de stoomtrein op weg naar het in 1843 aangelegde Weesperpoortstation.

Tussen de bedrijven door: stank, overlast, duurzaam?

Vele statige buitenplaatsen verdwenen toen het sloophout en de stenen meer opbracht dan de huizen tijdens de economische neergang van Amsterdam in de 18deeeuw. Sommige panden aan de Weesperzijde werden verbouwd tot bedrijfjes, zoals katoenververijen. Gezond of milieuvriendelijk waren ze niet. De bedrijven loosden de verfstoffen zo in de sloten en de Amstel, ondanks het verbod van het polderbestuur.

Het opwekken van energie om de bedrijven draaiende te houden was een uitdaging. Op het land van burgemeester en dijkgraaf Anthoni Oetgens, de man waarnaar het kleine straatje naast de school ‘De Pinksterbloem’ is vernoemd, rond de huidige Oosterparkstraat, stond in de 19eeeuw een met paarden aangedreven molen van de broers Blooker, waarmee ze verf en tabak maalden. Toen chocolademelk populair werd gingen in 1814 de gebroeders over op het malen van cacaobonen, geïmporteerd van plantages in de Nederlandse koloniën Suriname en Nederlands-Indië. Voor de energie opwekking vervingen de broers de paarden door wind. Windenergie was goedkoop, maar onbetrouwbaar. Daarom investeerden de broers in een stoommachine die elke dag kon draaien, wind of niet. Na een brand verhuisde Blooker Cacao naar een nieuwe fabriek aan de Omval, waar nu de Rembrandttoren staat. Tot begin jaren zestig rook je als de zuiderwind waaide op de Weesperzijde de scherpe geur van gebrande bonen. Het gebouwtje dat nu in het midden van die reuzenflatgebouwen staat, is het laatste restje van de cacaofabriek, ooit beroemd werd met dereclameleus ‘Half Elf Blookertijd’.

Er waren ook andere bedrijven. In 1864 kwam op een weiland ten zuiden van het Oetgens agterpad, op de plaats waar later de basisschool De Pinksterbloem zou komen, de Nederlandsch Beijersche-Brouwerij. Drie jaar later kwam koning Willem II op bezoek en mocht de brouwerij zich ‘Koninklijk’ noemen. Er kwamen nog meer brouwerijen in de buurt. De Deli Brouwerij opende in 1887 een fabriek met toegangspoort en kantoor op Weesperzijde 112. 

Tussen de bierfabrieken waren nog weilanden, maar het duurde niet lang voordat het expanderende Amsterdam haar oog liet vallen op de boerderijen voor bouwgrond voor nieuwe huizen. In 1896 werd een deel van de gemeente Nieuwer-Amstel geannexeerd. De Grensstraat herinnert nog aan die vergroting van de stad. Langs de Amstel verrezen fraaie woonhuizen met in de straten erachter de huizen kleinere huizen. Veel joodse gezinnen uit het Waterlooplein die zich uit armoede omhoog hadden gewerkt, verhuisden naar de Weesperzijdestrook en naar de Transvaalbuurt. Veel joodse Amsterdammers waren socialistisch – ze troffen elkaar in café de IJsbreker, het rond 1884 gebouwde monumentale gebouw van architect A. L. Van Gendt, waar veel politieke bijeenkomsten waren.

Met de nieuwe woonwijk ontstond ook behoefte aan verbindingen met de stad. Vanaf 1884 konden de nieuwe bewoners van de Weesperzijde met de paardentram van het professor Tulpplein bij het Amstelhotel naar café de Schollenbrug, een populaire uitspanning met speeltuin en dieren. De paardentram ging vanaf 1892 nog verder via de Weesperstraat en het Waterlooplein naar het Centraal Station. In 1904 maakten de trampaarden plaats voor elektriciteit.

Velen omarmden velen de energietransitie van paarden naar elektriciteit en de benzinemotor. Paarden verbruikten heel veel voedsel en veroorzaakten met hun poep veel stank en overlast. Rondom de Weesperzijde bloeide de nieuwe auto-industrie op. De industrie organiseerde races. Op 9 juli 1898 werden op de Weesperzijde de bijna 60 deelnemers aan de autorace Parijs-Amsterdam-Parijs feestelijk ingehaald. Er waren fabriekjes, garages en Esso en Shell benzinepompstations (nrs. 71, 74-98, 93, 144, 260) en showrooms van Citroen (nr. 71) en Renault aan de Wibautstraat waar nu restaurant Dauphine huist. De muurschilderingen herinneren aan de Motorrevisiebedrijf Toros om de hoek bij 98 in de Graaf Florisstraat. Ook in de Blasiusstraat en Overamstelstraat (no. 3) waren garages. Handig voor de automobilisten voordat ze de stad uitreden via de Utrechtse weg. Niet gek dus dat in de verkeerstelling van 1930 verhoudingsgewijs meer auto’s over de Weesperzijde reden dan elders in de stad. Onze straat verloor die functie toen de Ceintuurbaanbrug, gebouwd door Berlage, leed onder het drukke verkeer en het werd afgesloten voor doorgaand verkeer. De fietsers vonden er hun weg. En sindsdien is deze Amsteloever de fietsstraat van Amsterdam, zo niet de wereld geworden. 

Naar een buurt zonder winkels maar met horeca

De buurt was tot aan de jaren zestig vol met kleine neringen en vele middenstanders. Op elke hoek een melkboer, vele bakkers, slagers en groenteboeren. De beslissing van de gemeente om winkels in de Oosterpark te concentreren resulteerde in een exclusieve woonwijk. Voor het zo ver was, kenmerkte de buurt zich door creativiteit. In 1973 had de Weesperzijde een wereldprimeur. In een gekraakte voormalige bakkerij werd de eerste coffeeshop geopend: Mellow Yellow, naar een liedje van Donovan over het high worden door het roken van een gedroogde banaan. In Mellow Yellow werd hasj en marihuanaverkocht, toen nog verboden, maar al wel min of meer gedoogd. Tot de jaren tachtig en negentig waren er op de Weesperzijde nog een paar zaken over als een bakkerij (twee zelfs! op nr. 53 en 119), een schoenmaker (nr. 67), drogist (nr. 107) en slijterij – naast café Hesp. De dakloze mannen, die de nacht hadden doorgebracht bij Hulp aan Onbehuisden, dat vanaf jaren twintig in een oud gebouw van de Deli-brouwerij was gevestigd, waren goede klanten van slijterij Hesp. In de oude brouwerij trok ook mosterd- en tafelzurenfabriek Luycks. In 1982 kwam de Al Kabir-moskee in de panden waar eerder een boekbinderij en autobedrijf gevestigd waren. Plannen om een 25 meter hoge minaret te bouwen strandden op protesten van buurtbewoners tegen geluidsoverlast van oproepen tot gebed. Ook de protesten in 2013 tegen de verbouwing van de brandweerkazerne tot megahotel hadden succes.

Nu zijn alle kleine winkels weg en is er alleen nog horeca aan de Weesperzijde. Enkele zomers lang was het de BBQ Oever, zoals de strook gras langs de rivier op de Open Kaart van Amsterdam van Jan Rothuizen heet. Inmiddels staan er barbecue-verbodsborden. Net als overal in de stad wordt er strijd gevoerd om het gebruik van de (openbare) ruimte. Nu is de Weesperzijde in de ochtend- en avondspits één heel breed fietspad. Misschien moet die paardentram maar weer terug, als een groot deel van de geparkeerde auto’s in de toekomst uit beeld is verdwenen.